Hang nestkastjes op!

Veel tuinvogels zijn blij met een nestkast: natuurlijk om in het voorjaar hun jongen in groot te brengen, maar 's winters ook als warme, droge slaapplek. Nestkastjes lokken vogels naar je tuin: heel leuk om naar te kijken, zeker als er jonge vogeltjes zijn!

Elke vogelsoort kiest zijn eigen type nestkast uit: de verschillen zitten vooral in de grootte van de aanvliegopening en de maat van het kastje. Vind hier het juiste nestkastje. 

Onze tips:

  1. Hang de nestkast liefst al in de herfst of winter op. Kleine vogels als mezen en winterkoninkjes gebruiken het kastje in de winter ook als warme slaapplek.
  2. Hang het kastje stevig op zodat het niet kan slingeren of vallen, minstens 2 meter boven de grond. Plaats de opening richting het noordoosten: beschut tegen regen, wind en de middagzon.
  3. Kies een rustige plek met een vrije aanvliegroute. Zorg ervoor dat katten niet bij de nestkast kunnen komen.
  4. Hang geen vogelvoer vlakbij de nestkast. Dat zorgt voor ruzie en onrust.
  5. Heb je plek voor meer nestkastjes? Zorg voor voldoende tussenruimte om ruzie te vermijden. Bij kastjes voor dezelfde vogelsoort ca. 10 m, voor verschillende vogels ca. 3 m.
  6. Huismussen broeden graag gezellig met soortgenoten bij elkaar. Onze speciale 'mussenflat' heeft meerdere nestruimtes onder één dak.
  7. Maak nestkastjes elk jaar in september/oktober goed schoon met een harde borstel en heet water. Doe wel huishoudhandschoenen aan!